The Horse Farm staat op historische grond
De gasten van The Horse Farm bevinden zich op historische grond. Het is daarom zinvol maar eens flink de geschiedenis in te duiken. Dat doen we dan ook en we gaan heel wat eeuwen terug.
Het is 600 jaar voor Christus. Het Reitdiep dat nu langs The Horse Farm stroomt, was er toen ook al. Alleen heette deze rivier toen de Hunze. Deze rivier en ook nog een aantal andere zorgden voor de afvoer van regenwater van de zandgronden uit het veel hoger gelegen Drente.
In het huidige Noord Groningen had zich in de loop der tijd in het kweldergebied vruchtbare grond afgezet. Groepen bewoners uit Drente vestigden zich op de zeewal ten westen van de Hunze. Men moet daarbij denken aan Oostum, Garnwerd, Feerwerd, Ezinge, Saaksum en Engelum, op de rand van het gebied dat nu de Middagh heet en inmiddels een Nationaal Landschap is geworden. Ook streken er mensen neer op de plaats, die nu Wierum heet. Ze legden zich allen toe op de georganiseerde landbouw. Daarnaast werd er gevist en gejaagd.
Het Reitdiepdal is een van de oudste cultuurlandschappen van West-Europa. De geschiedenis ervan gaat verder terug dan die van het Tiberdal, waarin Rome ligt.
De Hunze stond in open verbinding met de zee, compleet met eb en vloed. Het ging vaak heftig te keer en meermalen overstroomde het gebied, waarbij men het vege lijf en het vee ternauwernood kon redden en vaak ook niet. Ook steeg de zeespiegel regelmatig om zich daarna weer terug te dalen. Men spreekt van trans- en regressieperioden.
Maar men was vindingrijk. De plekken, waar men woonde, werden opgehoogd met klei en mest. De wierden waren geboren. Eerst ging het alleen om de zogenaamde huiswierden. Later werden vaak enkele aan elkaar verbonden en ontstonden er veel grotere. Aan de namen van de Groninger dorpen en plaatsen kan men zien of het om een wierde gaat. De uitgang is dan –werd, -uard, -uert, -wierde, -um of –inge. (b.v. Garnwerd, Aduard, Rasquert, Holwierde, Oostum en Ezinge). In Friesland, waar zich dezelfde hoogtes ontwikkelden, spreekt men van terpen.
In de Romeinse tijd speelde zich bij de wierde van Wierum aan de Hunze een ramp af. Een groep soldaten, die op weg waren van het Eemsgebied naar de Schelde, kwam in noodweer terecht. Velen vonden er een jammerlijke dood.
Eeuwen later kreeg Wierum weer bezoek. Via de open verbinding met de zee was het gebied gemakkelijk te bereiken. Er streken Noormannen in het gebied neer, die bij Wierum een kampement opsloegen.
Stormen en rampen wisselden elkaar af. Hele stukken van Noord Groningen verdwenen weer in de golven. De wierden boden wel bescherming, maar niet voldoende. Er werd een nieuwe beveiligingsmethode gezocht en gevonden: de dijken. De dijk die voor The Horse Farm ligt dateert uit de dertiende eeuw.
Een belangrijk jaar in de geschiedenis van het gebied was de stichting van het Cisterciënzer klooster van Aduard in 1192. Het ontwikkelde zich niet alleen als een bolwerk van religie en wetenschap, maar ook van landbouw en waterwerken. De monniken bewerkten het land, groeven afwateringssloten en rond 1400 zelfs, een aantal kilometers ten westen van de Hunze, het Aduarderdiep. Hierdoor werd het gebied beter ontwaterd en voor de scheepvaart werd het ook een stuk gemakkelijker.
Op het hoogtepunt van de macht van het klooster bezat het 5814 ha. grond, waarvan een deel aan de oostzijde van de Hunze. Als de monniken bezoeken brachten op de oostoever, dan staken ze vlak bij de wierde van Wierum, namelijk bij Wierumerschouw met een bootje over. Te voet gingen ze dan verder, bij voorbeeld naar Bedum over de weg, die nu nog Munnikeweg heet. Het veer bleef intact totdat er een brug werd gebouwd. Vele generaties van de familie Schuitema verzorgden de overtochten, later werden ze brugwachters. Ze woonden toen in het witte huisje op de dijk. Het huidige huisje staat er overigens pas. Dat kwam op de plaats van het oude, dat in verval was geraakt en niet meer te restaureren.
Toen werd ontdekt dat van de alom aanwezige klei stenen konden worden gebakken, brak er weer een nieuw tijdperk aan. Eerst werden de kleine houten kerkjes vervangen door de bekende rode baksteenkerkjes, later werden er ook huizen en boerderijen van gebouwd. Overal in het gebied verschenen steenbakkerijen. Een laatste is nog te vinden bij Schifpot tussen Feerwerd en Garnwerd. Deze heeft momenteel wel een andere functie.
In 1594 kwam er bij de Groninger reductie een eind aan de glorietijd van het klooster van Aduard. De Staten van Groningen namen de kloostergoederen in ‘beheer’ en bestemden de inkomsten voor ‘vrome doelen’.
Van het immense klooster bleef alleen nog de refter over, die nu dienst doet als Hervormde Kerk. De zogenaamde kloostermoppen verdwenen over het hele gebied en werden gebruikt bij de bouw van huizen en boerderijen. Oplettende bezoekers zien ze overal.
Algemeen wordt aangenomen dat de wortels van de Groningse Universiteit zijn terug te voeren op het Aduarder klooster.
In het begin van de vorige eeuw werden van veel Groninger wierden de gedeelten, waarop geen woningen stonden de vruchtbare grond afgegraven en per schip vervoerd naar de arme Drentse zandgronden en de Veenkoloniën. Dat gold ook voor de wierde van Wierum. De kerk was allang afgebroken en alleen het kerkhofje bleef bestaan.
In Ezinge kreeg de afgraving wetenschappelijke belangstelling. Professor van Giffen deed er onderzoek en ontdekte erg veel interessante zaken. Duidelijk werd dat er grote boerderijen hadden gestaan, waar vee werd gehouden en waar men de beschikking had over paarden.
Momenteel wordt de wierde van Wierum in de oorspronkelijke vorm hersteld. Daarvoor wordt baggerslib gebruikt. Men spreekt over een win/win situatie.
Op de plaats van de huidige Horse Farm heeft al lang een boerderij gestaan. Deze had er een speciale accommodatie bij: een doorrit. Door aanwezigheid van grote deuren aan weerszijde van de doorrit kon de koetsier aan de ene kant binnenrijden en aan de andere kant weer uit. De paarden konden op stal worden gezet en men kon er in het café wat rusten en overnachten, waarna de rit vervolgd kon worden. In de provincie Groningen kwamen meer van deze doorritten voor, zoals ook in Garnwerd.
Het oorspronkelijke voorhuis werd vervangen door een moderner. Aan het eind van de vorige eeuw kreeg de boederij een andere bestemming: een paardenhouderij.
Wierumerschouw is een speciaal gehuchtje. Het ligt precies op de plaats waar de voormalige gemeentes Aduard, Ezinge en Adorp samenkomen. Daarvan is nog een residu overgebleven. Dagelijks doen drie verschillende postautootjes er hun ronde. Ten noorden van The Horse Farm gaat er een wandel/fietspad naar Oostum, dat eerst nog Scholleweg heet, maar na verloop de Doodelaan. Aan de Scholleweg staan een oud beurtschippershuis, twee panden waarin voorheen arbeidersgezinnen woonden en een voormalige boerderij. De beurtschipper hield zich niet allen bezig met bevrachtingen, maar exploiteerde ook nog een scheepssloperij.
De oorlogstijd (1940-1945) liet ook Wierumerschouw niet onberoerd. Het bestuur van de gemeente Aduard was overgenomen door een NSB-burgemeester, bijgenaamd Pietje Bel.
Onder zijn gezag werd de chaos steeds groter. Op 29 november 1944 namen enkele leden van de Gruene Polizei, die op jacht waren naar onderduikers, enkele mannen gevangen. Bij Wierumerschouw schoot een Duitser zonder pardoes Nanne Luikinga dood. In hetzelfde jaar had de schippersfamilie Boontjes een ligplaats voor het schip gekozen in het Reitdiep bij Wierumerschouw. Toen de Duitsers dat in de gaten kregen, dwongen ze Boontjes om voor hen te gaan varen. Vrouw en de twee jongste kinderen vonden een gastvrij onderdak bij de familie Eldering in de huidige Horse Farm. Later zouden ook Boontjes en de andere kinderen bij Eldering intrekken.
De brug over het Reitdiep was inmiddels vernield.
Op 13 april 1945 verscheen er op de westzijde van het Reitdiep een Canadese patrouille. Aan de overzijde hadden de Duitsers zich verschanst achter een stelling van stropakken.
De Canadese commandant ried de families Eldering en Boontjes aan om snel de biezen te pakken, wat ook gebeurde. Tijdens dit vertrek openden de Duisters plotseling het vuur. Mevrouw Boontjes werd getroffen. Nadat de Duitsers in de gaten hadden gekregen dat ze op weerloze burgers hadden geschoten, staakten ze het vuren en boden zelfs hulp. Zoon Boontjes haalde twee Duitsers, waaronder een arts, met een bootje van de overkant.
Hoewel de verwondingen van mevrouw Boontjes zich aanvankelijk niet ernstig lieten aanzien
trad er na enkele dagen een bloedvergiftiging op. Ze overleed op 5 mei 1945 in een Gronings ziekenhuis.
Wie meer wil weten over de interessante historie van dit gebied, doet er goed aan om een bezoek te brengen aan Museum Wierdenland in Ezinge en de Bernardushof te Aduard.
Met dank aan onze lieve buurvrouw Janny de Weijs die dit speciaal voor ons heeft uitgezocht en geschreven.
|